Wegwijzers uit 40 jaar

Nieuws | de redactie
24 februari 2015 | 40 jaar HBO-raad betekent ook in de tijd balanceren tussen 20th century en 21st century skills. Ad de Graaf kijkt daarom liever vooruit naar #hbo2025 en biedt de HO-tour van Jet Bussemaker vast een samenhangend pleidooi met wegwijzers naar die toekomst in “een reis langs zeven boeken.”

Inspiratiebron van De Graafs essay vooor het HBO-jubileum is ergernis. Ergernis over de in zijn ogen oppervlakkige Jet Bussemaker, MOOCs-adepten en flexstuderende LSVb’ers. “Het discours vergt wel wat meer reflectie,” meldt hij streng in zijn inleiding. Voor die reflectie vindt hij steun en handreikingen bij zeven auteurs en bepaald geen dwergen. Onder hen bijvoorbeeld Biesta, Furedi, Holslag en – helaas waar het gaat om het vermeend bestrijden van oppervlakkigheden – Piketty. Naast hen haalt hij ook relevante en rijke analyses en gedachten aan van Dirk van Damme en Kees Boele.

Emancipatie is wel klaar?

“We duiken bijvoorbeeld met z’n allen op de digitalisering en de enorme mogelijkheden die mooc’s (massive open online course) ons zouden bieden. Ik breng het optreden van minister Bussemaker in De Wereld Draait Door in herinnering over de revolutie door mooc’s. Alles wordt immers anders, toch? We spreken over het personaliseren van het leren, de regie op de eigen leerroute & samenwerkend leren en de noodzaak van 21th century skills. Belangrijke ontwikkelingen, maar het discours vergt wel wat meer reflectie dan ik las in de discussienotitie van OCW voor een bijeenkomst van de HO-tour van 19 januari 2015 of in het rapport ‘Het nieuwe leren is flexstuderen’ van de LSVb,” schampert de secretaris-directeur van de VH bij de start van zijn beschouwingen.

De gedachte dat het HBO na “40 jaar krachtenbundeling” wel klaar is met zijn verheffingsrol in de Nederlandse samenleving en het nu bovenal zou moeten gaan om een lerende economie, is bij De Graaf niet in goede aarde gevallen. Bij het recente NVAO-jubileum in Brussel werd de reden waarom hem en andere HO-bobo’s door OECD-topman Dirk van Damme nog eens even krachtig als eigentijds onder de neus gewreven, zo laat hij merken.

Verborgen talent

“De WRR borduurt hierop voort door te stellen dat “het verdienvermogen van Nederland op verschillende manieren afhankelijk is van de manier waarop het onderwijs vorm krijgt” (pag. 257),” aldus De Graaf. “Het onderwijs heeft een enorme emancipatiefunctie gehad, maar de betekenis daarvan zal afnemen. Het onderwijs zal zich volgens de WRR van een emanciperende functie naar een economische functie begeven.”

“Bij dat laatste kunnen wel enkele kanttekeningen worden geplaatst. Weliswaar is het juist dat de enorme groei van het aantal hoger opgeleiden laat zien dat de emancipatiefunctie van het onderwijs wordt vervuld, maar het is toch iets te simpel om er maar vanuit te gaan dat het fenomeen “verborgen talent” niet meer bestaat. Zo stelt Dirk van Damme (OESO) dat een kind van hoger opgeleide ouders 5,8 maal zoveel kans heeft op een studie in HBO of WO dan iemand uit lager geschoolde gezinnen.”

Nu slaan die cijfers op de situatie in Vlaanderen waar de onderwijssegregatie sterker is dan in ons land, maar Van Damme trekt zijn analyse wel wat breder. Hij zei onder meer  bij die gelegenheid: “Dit is echt een gigantisch probleem, want hiermee gaat veel talent uit grote groepen in de maatschappij verloren. Jammer is dat en ook slecht.”

Niet of te weinig

Slecht, omdat de arbeidsmarkt en de sociale veranderingen van de komende decennia duidelijk wijzen op de behoefte en kansen voor meer hogeropgeleiden. “Segregatie in deze zin maakt dus dat grote risico’s lopen, economisch en sociaal.” De jeugd uit de ‘middenklasse’ is volgens Van Damme inmiddels “wel afgeroomd.” Ook demografisch gezien zit daar noch relatief, noch absoluut nog ruimte voor expansie en ‘widening participation’. Bij de andere doelgroepen slaagt het HO er niet of te weinig in meer talenten te laten instromen, doorstromen en slagen. Bij deze emancipatoire en arbeidsmarktrelevante kwaliteit schieten HBO en WO dus tekort.

Dat zou bij de socialisatietaak van het onderwijs ook weleens het geval kunnen zijn in deze tijd, vermoedt De Graaf. Is het HBO van 2015 wel Biesta-proof? “Is het niet zo dat als Savater spreekt over ´het verdampende gezin´ en Furedi spreekt over ´de verdomming´, juist het onderwijs en dus ook de hogescholen niet te bescheiden moeten zijn over hun belangrijke opdracht? Dat als gesproken wordt over “21th century skills” dat niet mag leiden tot verdamping van kennis tot trucjes; dat modularisering niet mag leiden tot onsamenhangende blokkendozen; dat met realiteitszin moet worden gekeken naar de waardering van elders opgedane competenties en dat afstand moet worden gehouden van het idee dat de student een soort opdrachtgever is met ongelimiteerde vrijheid bij de samenstelling van het eigen programma?”

Anti-barbaria

Hier wendt hij zich tot Kees Boele, de oud-CHE-voorzitter die nu de HAN leidt. Diens visie op Bildung als tegenhanger van een trend naar ‘infobesitas’ spreekt de veelal toch wat minder reformatorisch gezinde HBO-nestor niettemin aan. Boele zei in zijn vooruitblik op zijn aanstaande ‘bildung-boek’ onder meer: “Onze Erasmus was zo’n wijs man. Die schreef een boek ‘Anti-barbaria’, die barbaren van toen waren volgens hem de machthebbers die het onderwijs aan hert slopen waren. Hij was ervoor ze door vier paarden uit elkaar te laten rukken, zo ging dat toen.”

Iets minder bloederig is Boele’s betoog: “In het HBO zijn we in dit opzicht met een ontdekkingstocht bezig, een herontdekking ook. Zo hebben we kennisbases ontwikkeld en dat is mooi. Maar ook daarin staat die hang naar expliciete kennis en de overdracht centraal, het woord ‘kennisbasis’ is ook veelzeggend in dat opzicht. Daarmee zijn we er dus nog niet. Zeker in een hogere vorm van beroepsonderwijs, dus van een onderwijs dat een professie helt vormen, moet de student de kennis verinnerlijken en daarmee een impliciet deel van haar bekwaamheid laten worden. Beschik je daarover dan kun je doorgroeien naar een wijze vakman.”

“Als ik dit betoog hou, dan hoor ik al snel de vraag: ‘Toe nou Kees…je gaat toch geen lessen filosofie geven aan mbo’ers en havisten die naar het HBO willen?’ Mijn antwoord is dan altijd hetzelfde: ‘Waarom niet?’Als wij willen dat zij echte professionals worden en wij ook echt hoger onderwijs, dan zou ik dat vooral wel willen. We heten hoger onderwijs, niet hogere opleidingen, hè?”

“Studenten willen zoiets ook. Jongeren, studenten hebben respect voor mensen die hen wijsheid en richting geven, niet voor bazen of machthebbers. Ook niet in hun hogeschool of universiteit! Ze hebben oog voor gezag, respecteren gezag dat stoelt op kennis en wijsheid. Ze willen niet voor niets steeds weer ‘meer uitdaging’, ‘meer niveau.’ Dat houdt in meer richting en perspectief voor wat ze leren en waarom ze dat doen.”

Frequente vernieuwing

De Graaf concludeert uit de zeven wijzen, annex Boele en Van Damme,  dat “het niet meer van deze tijd is om bij hogescholen (maar dat geldt ook voor mbo en wo) personen toe te rusten met kennis en vaardigheden die uitsluitend geënt zijn op het heden. Om misverstanden te vermijden: het is wel noodzakelijk, maar niet voldoende. Beroepsbeoefenaren dienen in staat te zijn bij te dragen aan vernieuwingen in hun dagelijkse (beroeps)praktijk en zich in te stellen op de noodzaak van een frequente vernieuwing van hun kwaliteiten. Daarvoor is het ook nodig dat er responsieve instituties ontstaan die hen uitnodigen en stimuleren tot ontwikkeling.”

Zijn conclusies in de vorm van een soort bewegwijzering – is de HBO-raad/VH dan dus toch de ANWB van hogescholenland? – geven richting aan onder meer het vervolg op het denken en doen rond het lectoraat en praktijk gericht onderzoek. “We hebben gezien dat de WRR vaststelt dat “het onderscheid tussen hbo en wo geen principiële betekenis meer heeft”. Er blijven belangrijke verschillen, maar we zien dat universiteiten beroepsopleidingen aanbieden en dat hogescholen de onderzoeksfunctie verder ontwikkelen,” benadrukt De Graaf.

Eigen accenten

“Het praktijkgerichte onderzoek van de hogescholen en de betekenis die hieraan wordt gehecht is uitdrukking van de emancipatie van het hbo. De kenmerken van het praktijkgerichte onderzoek sluiten heel goed aan bij de kenniscirculatie die de WRR bepleit. En het sluit aan op de noodzaak “reflective practitioners” op te leiden die bijdragen aan vernieuwingen in hun beroepscontext.”

“Hogescholen leggen daarbij verschillende accenten. De invulling van de relatie tussen onderzoek en onderwijs alsmede de geleidelijke verhoging van kwaliteit van docenten en onderzoekers maken onderdeel uit van de emancipatie van het hbo in het geheel van het hoger onderwijs. Dit is belangrijk voor de hogeschool en voor de sociaal-economische ontwikkeling van de eigen regio of het afzetgebied. En het is belangrijk voor de internationale netwerken waarvan men deel wil uitmaken.”

Geen eenvormige indicatoren

Voor de bewindslieden en hun aanstaande HO-strategie wijst het HBO-verkeersbord richting wijze terughoudendheid, op het gezag van Gert Biesta. “De overheid acht een steviger relatie tussen bekostiging en te leveren prestaties wenselijk. Dat brengt ons direct bij de opmerkingen die hierover door Biesta zijn gemaakt. Verantwoording is vanzelfsprekend maar gewaakt moet worden voor prestatieafspraken (al dan niet onder het mom van het nieuwe label “kwaliteitsafspraken”) die niet aansluiten bij de ambities van de afzonderlijke hogeschool en die gebukt gaan onder de manco’s die Biesta schetst.”

Afspraken mogen, maar ze mogen niet sturen, zo lijkt de gedachte te zijn. “Allereerst dienen dergelijke afspraken zo min mogelijk betrekking te hebben op “inputvariabelen”, maar gericht te zijn op “outcome”. En de inhoud van die “outcome” moet zo min mogelijk worden gefrustreerd door landelijk vastgestelde, uniforme indicatoren.”

“Van de centrale overheid kan verwacht worden dat wordt afgezien van landelijk eenvormige indicatoren wanneer hogescholen tijdig en overtuigend aan zullen geven hoe de eigen ambities en prioriteiten tot stand zijn gekomen. Want als de overheid responsieve hogescholen wil, dan kan diezelfde overheid niet vasthouden aan prestatieafspraken over dezelfde doelen en met dezelfde indicatoren voor elke hogeschool.” Dit kan verwacht worden, maar of dat menselijkerwijs verwacht mag worden van een minister met visie en ambitie in het voeren van een hoger onderwijsbeleid?


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK