Kabinet houdt huis in R&D

Nieuws | de redactie
20 november 2014 | In de Wetenschapsvisie voor de Ministerraad van morgen wordt topinstituten de wacht aangezegd. Het moet allemaal veel sneller, efficiënter en minder verkokerd, zo laat het stuk merken. Een snelle transitie zal vooral NWO, ‘klein maar fijn’ toppers, HBO-onderzoek en universitaire bekostiging treffen.

Het kabinet noteert dat veel van wat in ons land aan onderzoek wordt verricht wereldwijd hoog gewaardeerd wordt. “We mogen in Nederland trots zijn op onze wetenschap en onze wetenschappers. De uitgangspositie van de Nederlandse wetenschap is goed. De conclusies van internationaal en nationaal onderzoek zijn glashelder: het Nederlandse wetenschapsstelsel presteert zeer goed in termen van kwaliteit en productiviteit.”

“Het recent afgeronde Interdepartementaal beleidsonderzoek wetenschappelijk onderzoek (IBO) concludeert dat de Nederlandse wetenschap met relatief bescheiden middelen topprestaties bereikt. Nederland speelt internationaal gezien een vooraanstaande rol en presteert zeer goed als het gaat om wetenschappelijke kwaliteit en productiviteit. Uit onderzoek van de Europese Commissie in het kader van de Europa 2020-strategie blijkt dat Nederland tot de kopgroep behoort wat betreft openheid, excellentie en aantrekkelijkheid van het onderzoeksstelsel [sic, red.], samen met de Scandinavische landen, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland.”

Wie schrijft de Wetenschapsagenda?

Voor het opstellen van de Nationale Wetenschapsagenda is daarom een “kenniscoalitie” ingesteld die de opdracht heeft zo’n document te maken. Een inspirerende voorzitter wordt nog gezocht door het kabinet. Bij de lancering op 26 november wil men deze vrouw of man hebben.

De governance biedt bij alle lof voor de wetenschappelijke prestaties toch veel ruimte voor modernisering en schaalvergroting. “De Nederlandse wetenschap staat voor grote uitdagingen, waarbij zij de samenwerking met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties en de wisselwerking met het onderwijs hard nodig heeft om haar unieke potentieel te kunnen benutten.” Een advies van oud-OCW-topambtenaar Koos van der Steenhoven – al eerder formateur bij de bestuurscrisis van UvA/HvA en bij de sanering in het MBO van de effecten van Amarantis – is de basis waarop de bewindslieden nu tot ingrepen komen, waarvan de indruk wordt gewekt in de stukken dat deze al lang geleden genomen hadden kunnen en moeten worden.

De motivatie hiervoor is een positieve: meer samenwerken helpt multidisciplinariteit en dat is de basis voor succes in de 21e eeuwse R&D. “Vernieuwing in de wetenschap verwachten we met name ook van multidisciplinair onderzoek. Bovendien moeten we strategisch inzetten op die domeinen waar we tot de absolute wereldtop willen behoren. Voor de bloei van de Nederlandse wetenschap is het essentieel om op een aantal terreinen aan het front van de wetenschappelijke ontwikkeling mee te werken. Daarom moeten er keuzes gemaakt worden en slim worden samengewerkt.”

Dit maakt de HO-tour van minister Bussemaker nu nog interessanter. Zeker de volgende editie bij de Universiteit Maastricht, die gaat over de HO-instelling van de toekomst. Nu blijkt dat in de Wetenschapsvisie sommige aspecten daarvan al worden ‘geregeld’ en andere dilemma’s door het kabinet doorgeschoven worden, geldt dat te meer. De notitie van de minister voor haar Tourbezoek aan Maastricht biedt daar allerlei aanknopingspunten voor.

Weer een HBO-herschikking?

Dat die inzet niet helemaal klopt, blijkt wel uit de ingreep om de pas recent binnen NWO als regietaak ondergebrachte sturing van de lectoraten en de publieke investeringen nu al weer te veranderen in het licht van de herijking van NWO als geheel. Inzet daarvan is het opheffen van wetenschapsgebieden in hun bestaande organisatiestructuren en van andere organisatieonderdelen, ondanks dat ook het kabinet onderstreept dat zij heel goed presteren. De bestuurlijke drukte en instabiliteit worden in het HBO in elk geval aardig bevorderd hiermee.

Dat dit NRPO/SIA-regieorgaan best wat elan en strategische visie kan gebruiken, is wel duidelijk, maar door er primair een bestuurlijk-organisatorische herpositionering en herschikking op los te laten worden praktijkonderzoek en lectoraten ook niet werkelijk geholpen. Hun kwaliteit en doeltreffendheid hangt niet samen met wat bij SIA gebeurt, maar primair met hun versteviging binnen hogescholen en  in de triple helix waarin zij weten te opereren. Het rapport ‘Dynamiek onderweg’ laat dat nu wel helder zien.

Een reeks instituten en samenwerkingsverbanden zou volgens het kabinet opgeslokt moeten worden in een breed herschikt NWO. Men kiest daarbij voor een ‘snel scenario’ waarmee binnen een jaar de nieuwe arrangementen zouden moeten gaan werken. De betrokkenen worden dan ook over de kop gejaagd en disruptie in plaats van constructie wordt dan ook gevreesd. Zullen elders in de wereld bij partners op het hoogste niveau de mensen van bijvoorbeeld CERN, NASA, ITER en dergelijke hun ‘vrienden in Holland’ überhaupt nog weten te vinden als door schaalvergroting alles in een grote brij verdwijnen zou?

Verzuchting en ambitie

Een verzuchting die ScienceGuide nu al bereikt, spreekt dan ook boekdelen. “Wat komt er binnen een jaar nu op ons af! Er moet een wetenschapsagenda komen, met input van jan en alleman. Er moeten nieuwe proposities voor de topsectoren komen. Topsectoren en wetenschapsagenda en maatschappelijke thema’s bijten elkaar en daar is het kabinet niet uit. Delen van de beslissingen rond R&D en WO/HBO zijn verdaagd naar de Strategische Agenda HO van minister Bussemaker. De universiteiten moeten zich committeren aan de wetenschapsagenda, maar weten zo nog niet waar ze echt aan toe zijn. Ook moet er nog een nieuwe strategie voor de grote onderzoeksfaciliteiten komen.`

De ambitie van het kabinet is niettemin groot. Men formuleert deze in drie kernpunten:

“1. De Nederlandse wetenschap is van wereldformaat.

2. De Nederlandse wetenschap is meer verbonden met de maatschappij en het bedrijfsleven en heeft maximale impact.

3. De Nederlandse wetenschap is ook in 2025 een broedplaats voor talent.”

Dat die broedplaats nog niet in elk opzicht bij de tijd is blijkt uit de pijnlijke calculatie die het kabinet het WO voor houdt. “Er is een groei te zien in het aantal vrouwelijke hoogleraren. Maar als het percentage vrouwelijke hoogleraren de komende jaren in hetzelfde tempo blijft doorgroeien als de afgelopen tien jaar, duurt het nog tot 2058 totdat we een gelijke man-vrouw verdeling hebben. Meer inzet is dus nodig.”

Minder geld voor promoties

De universiteiten krijgen nog meer stevige boodschappen te verwerken. “We gaan [in de financiering van het WO] werken met driejarige gemiddelden, zodat een wijziging in een jaar van bijvoorbeeld het aantal verleende graden niet direct leidt tot grote schommelingen in de bekostiging van onderzoek. Universiteiten kunnen daarmee beter voorzien wat de omvang van hun eerste geldstroom de komende jaren zal zijn. Het aantal afgeronde promoties is één van de indicatoren die bepaalt hoe hoog de eerste geldstroombekostiging van een universiteit is. Universiteiten ontvangen per promotie een vast bedrag. Door de stijging van het aantal gepromoveerden, is het aandeel van de promoties in de gehele onderzoeksbekostiging steeds gestegen, tot 24,1 procent in 2015 en krijgt dit een te sturende werking. We maximeren en verlagen de promotieprikkel tot 20 procent.”

Het WO wordt op dit punt wat balsem op de ziel gegoten door een uitbreiding van het ius promovendi. “We geven Colleges van Bestuur van universiteiten het wettelijk recht om desgewenst het ius promovendi toe te kennen aan universitair hoofddocenten. Dit sluit aan bij wat in andere landen al vaker gebruikelijk is en bijvoorbeeld in Duitsland goed werkt. Het draagt daarmee bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse onderzoekers, aan meer en meer diverse carrièremogelijkheden en aan voldoende begeleiding voor promovendi.” Dat dit niet meteen ook aan de streng selectieve kunsthogescholen in het HBO wordt gegeven – zoals elders in de wereld veelal wel het geval is – is een gemiste kans.

Brazilië-reis benchmark

Kennis en wetenschap moeten desalniettemin in het wereldwijde profiel van ons land veel meer kenmerkend worden. De recente studie naar het beeld van ons land bij onze belangrijkste buren, de Duitsers, gaf dan ook de nodige aanleiding tot ambitie op dit punt.  Bijna niemand in Duitsland onder de ‘decisionmakers’ kon een naam of voorbeeld noemen van een Nederlandse topper in kennis, R&D, innovatie of hightech bedrijfsleven. Wel was het algemene beeld dat Nederlanders een slim volkje zijn, ondanks Linda de Mol en Jan Smit als het ware. De belangrijkste sector die de Duitse top kan noemen is de landbouw. Die wordt echter gezien als niet duurzaam en sterk ‘industrieel’. Een negatief effect op de perceptie van Nederland heeft bovendien de beperkte kwaliteit van de branding vanuit ons land. Nederlandse merken of bedrijven zijn nauwelijks bekend, behalve Philips.

Bij gebrek aan een diepere kennis over de economische structuren in ons land hebben de ondervraagden nauwelijks associaties met innovatie en branches zoals hightech, automatisering, medische technologie, ruimtevaart en andere topindustrie-sectoren, ondanks het feit dat men Nederland in principe wel tot prestaties op deze terreinen in staat acht.

Nederland wordt niet gezien als een land dat opvalt op het gebied van wetenschap. De prestaties op dit terrein worden als goed beschouwd, maar niet als toonaangevend. De Duitse ondervraagden hebben eerder associaties met enkele vakkundige lieden dan met uitnemend toponderzoek. Het kabinet wil de eerdere inzet van het ‘kennis-staatsbezoek’ aan Brazilië dan ook verduurzamen en verstevigen.

“De internationale positionering van de Nederlandse wetenschap kan ook worden versterkt door meer gezamenlijk en strategisch op te trekken bij buitenlandse werkbezoeken. Die bezoeken worden krachtiger en effectiever, als in het buitenland meer vooropstaat wat de samenwerkende universiteiten en Nederlandse onderzoekers te bieden hebben. Daarbij is het belangrijk de reisagenda van universiteiten en kennisinstellingen af te stemmen met de (economische) reisagenda van het kabinet. Bedrijfsleven en kennisinstellingen moeten, waar dit een meerwaarde heeft, samen strategisch en gecoördineerd optrekken met de overheid. Ook de VSNU en de VH constateren dit in hun Gezamenlijke Visie Internationaal. Dit vraagt van universiteiten en andere kennisinstellingen dat ze zich niet alleen presenteren als individuele universiteit, maar ook als onderdeel van het Nederlandse wetenschapsstelsel. Een goed voorbeeld is de delegatie Nederlandse universiteiten en hogescholen die in november 2012 meereisde met een grote Nederlandse handelsmissie naar Brazilië.”

Balans elke twee jaar

Tweejaarlijks wil het kabinet een ‘Balans van de wetenschap’, een brede analyse van de rollen en effecten van de wetenschapsbeoefening en het bestel laten uitvoeren. “Wij [willen] actiever dan voorheen met onder meer de AWTI, de KNAW, het Rathenau Instituut en het CPB adviesprogramma’s ontwikkelen die uitgaan van de kennisbehoefte van het rijk. Daarmee voorkomen we versnippering en dubbelingen in de advisering en bevorderen we de tijdigheid van de advisering.”

“Een concreet voorbeeld is onze behoefte aan een integraal inzicht in het functioneren van het wetenschapsbestel. Hiertoe zullen we met de genoemde organisaties periodiek, waarbij we denken aan eens in de twee jaar, een Balans van de wetenschap uitbrengen, die een analyse presenteert van het functioneren van het wetenschapsbestel. Op basis hiervan kunnen we het debat in de Tweede Kamer en in de samenleving voeren over de inzet van publiek geld, het vertrouwen in wetenschap en de impact van wetenschap. In 2018 zullen we een evaluatie van het adviesstelsel uitvoeren.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK