Staatspedagogiek als verslaving

Nieuws | de redactie
10 oktober 2014 | Prof. Paul Frissen is kritisch over het rapport van de Onderwijsraad over de uitvoering van het rapport-Dijsselbloem. Met name de impact van groeiende rol van de Inspectie steekt hem. “Dit betekent gewoon staatspedagogiek. De school is van de staat en u moet de pedagogiek tot uitvoer brengen”

Als scholen zich eigenaar verklaren van hun eigen onderwijs, dan zal Paul Frissen naar ‘Den Haag’ roepen dat niets doen ook nog altijd een optie is voor het voeren van een verstandig onderwijsbeleid. Dat zei de bestuurskundige op een bijeenkomst van Verus en VKO over ‘De lessen van Dijsselbloem’.

Frissen was acht jaar geleden verbijsterd – zo zei hij – over de gunstige ontvangst van rapport Dijsselbloem. Maar het Onderwijsraadrapport ‘De lessen van Dijsselbloem’, dat vorige week verscheen, noemt hij zelfs een “hernieuwde en radicalere versie van Dijsselbloem.”

Onderwijs wordt overschat

Het probleem is volgens de hoogleraar dat het belang van onderwijs altijd wordt overschat. “Wij verwachten veel te veel van de instrumentalisering van onderwijs. Alsof, als we mensen maar hoog genoeg opleiden, alle leed, pech en risico’s kunnen worden uitgesloten.”

“Voor u geldt het natuurlijk niet”, grapte Frissen naar de aanwezige schoolleiders. “Maar de rest van het onderwijs vertoont ernstige tekenen van verslaving. Verslaafd aan een dealer die we eigenlijk niet kunnen uitstaan.” Hij wees op het WRR-rapport ‘Naar een lerende economie’. “Daarin is het belangrijkste doel van onderwijs, bijdragen aan iets anders dan onderwijs.” Maar onderwijs draait om zichzelf, benadrukte Frissen. “Als de vraag centraal had moeten staan, dan had de vraag zelf wel onderwijs aangeboden. Onderwijs gaat om het aanbod. U bent zelf eigenaar van uw eigen onderwijsleerproces.”

Het potvisprotocol

Frissen wees in dit verband op ontwikkelingen als de antipestwet. “Jullie moeten ook iets tegen pesten doen, heb ik begrepen. Mijn stelling is dat de objecten en subjecten van pesten zich daar niet aan gaan houden. Net als de potvis zich waarschijnlijk niet zal houden aan het potvisprocol. Mensen in het onderwijs moeten zelf altijd een relativerende positie aannemen ten opzichte van dat onderwijs”, adviseerde Frissen. “Gelukkig kan onderwijs niet veel kwaad.”

De hoogleraar mist in de discussie over onderwijs en samenleving aandacht en waardering voor verschil. “Ook voor het verschil dat je niet bevalt, dat onaangenaam is. We zijn daar ongemakkelijk in geworden.” Dat is een gevolg van de maakbaarheidsgedachte en de goede bedoeling die daar veelal achter schuil gaan. “De maakbaarheidsgedachte is sterker dan ooit en we weigeren tragiek te ervaren.”

Volgens Frissen heest in ons land “de diepe overtuiging dat als we iets maken, als we het opschrijven, als we een regel hebben, dat dan de wereld zich ernaar gaat gedragen. In Den Haag denkt men dat als een wet is aangenomen, de wereld veranderd is.” De overheid kan daardoor een riskant orgaan worden vanwege de publieke macht en het geweldsmonopolie. “Er is een oprukkend, centraal idee van hoe het leven geleid moet worden. Wij kunnen het afwijkende eigenlijk niet verdragen. Ter illustratie: Nederland heeft een opvallende hoeveelheid speciaal onderwijs.”

Recht op verschil versus staatspedagogiek

Het stellen van eisen aan de curricula in het onderwijs is zo’n aspect dat principiële doordenking vereist. Daar zouden de ‘eigenaren van de school’ over moeten gaan n daarom bepleit Frissen een minimaal ‘curriculum: “Ik kan me niet voorstellen dat er een school wordt opgericht waarop geen taal en rekenen wordt onderwezen.” De overheidstaak is daarom onder meer het recht op verschil in onderwijs te garanderen.

Frissen formuleerde nog eens de kern van zijn kritiek op de drie hoofdaanbevelingen van de Kamercommissie onder leiding van Jeroen Dijsselbloem. Allereerst: de kerntaak van het onderwijs en hoe kwaliteit zou moeten worden gewaarborgd. Volgens Dijsselbloem moest de kwaliteit van het onderwijs op het niveau van leerling, school en stelsel worden bewaakt. “De afgelopen jaren is het kwaliteitsoordeel van de inspectie breder geworden. Enerzijds wordt zo recht gedaan aan de kritiek dat alleen maar afrekenen op opbrengsten te smal is.” Maar het gevolg is dat de inspectie op steeds meer factoren zich oordelen aanmeet en aanmeten moet. “Zouden wij het normaal vinden als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit ook de Michelingids gaat uitgeven? Dat is wat we in het onderwijs gaan doen.”

Wat en hoe

Ook acht jaar na publicatie van het rapport acht Frissen het nog steeds vreemd dat over de verdeling tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’ geen grote ophef is ontstaan. “Want dit betekent gewoon staatspedagogiek. De school is van de staat en u moet de pedagogiek tot uitvoer brengen. Of je artikel 23 nu breed of smal interpreteert, dit kan op geen enkele manier de bedoeling zijn.”

Evidence based acht hij in dit verband een heikele zaak. “Den Haag is ervan overtuigd dat dit de enige grond voor beleid is. U mag straks alleen nog maar doen wat wetenschappelijk is aangetoond. Dat is wel een angstaanjagend smalle basis voor onderwijs.”

Verus en VKO zijn de vereniging voor christelijk onderwijs en die voor katholiek onderwijs. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK