Naar een leefbare regio

Nieuws | de redactie
29 juli 2013 | Bevolkingskrimp is geen nieuw probleem, in de jaren 50 was de situatie vergelijkbaar en werd ook een regionale aanpak aanbevolen. Dit concludeert Korrie Melis, onderzoeker bij de HAN in haar promotie. “Na de gemeentegrens houdt de krimp immers niet op en ook de activiteiten van bewoners stoppen niet bij de gemeentegrens.”

De decentralisatie van overheidstaken moet samengaan met toenemende burgerparticipatie. Hoe moet dat in gemeenten in krimpgebieden? Ze hebben ook nog te maken met afnemende bevolkingsaantallen en de gevolgen daarvan. Hoe moet er worden omgegaan met het verdwijnen van voorzieningen? Dr. Korrie Melis, onderzoeker bij de HAN, onderzocht hoe destijds werd omgegaan met die leegloop en wat de gevolgen daarvan waren.

Dichte school einde dorp?

Melis onderzocht ook over nog wel mensen in een dorp blijven wonen als de laatste school sluit, en welke rol gemeentebestuurders vervullen in het krimpproces. “Voor bestuurders in krimpgemeenten spelen deze vragen een belangrijke rol. Want in elke regio die te maken heeft met krimp zijn bestuurders en bewoners op zoek naar oplossingen voor de problemen die gerelateerd zijn aan de krimp,” zegt Melis.

“Deze discussie volgend lijkt het soms alsof krimp een nieuw fenomeen is. Maar dat is niet het geval. Plattelandsgebieden hebben vaker met teruglopende bevolkingscijfers te maken gehad. In de jaren ’50 van de vorige eeuw had de leegloop, zoals krimp destijds genoemd werd, ook grote invloed op plattelandsgebieden,” legt Melis uit.

Korrie Melis promoveerde aan de Radboud op bevolkingskrimp in de jaren vijftig en de gevolgen daarvan, ze schreef voor haar promotie een boek getiteld: Naar een leefbare regio. Regionale leefbaarheid en identiteiten in Noord-Groningen tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw.

Van ‘community organization’ naar burgerparticipatie 

Melis richtte zich op het platteland van Noord-Groningen. Over dat gebied verscheen in 1959 een rapport met de alarmerende titel ‘Bedreigd bestaan’. Dit rapport geldt als een voorbeeld van hoe destijds werd omgegaan werd met leegloop.

Opvallend is dat er de afgelopen zestig jaar weinig in de denk- en handelswijze is veranderd. In de jaren 50 werd onder de naam van ‘community organization’ aanbevolen om inwoners te betrekken en zelf na te laten denken over de ontwikkeling van hun eigen dorpen. Tegenwoordig wordt hetzelfde principe gebruikt en heet het burgerparticipatie. Ook de schaal van aanpak is over de jaren nauwelijks gaan verschillen ook toen werd ook een regionale aanpak aanbevolen.

Voor veel regio’s speelt het verleden een belangrijke rol voor de hedendaagse identiteit van het gebied. Elke regio heeft zijn eigen verleden en zodoende een eigen identiteit. Voor bestuurders kunnen dit belangrijke en invloedrijke zaken zijn. Overeenkomsten tussen regio’s zijn ook te maken. Elke plattelandsregio in Nederland heeft immers te maken met de regel- en wetgeving van het Rijk. Het onderzoek van Melis kan daardoor als vergelijkingsmateriaal dienen voor andere regio’s die in ongeveer dezelfde krimpsituatie zitten als Noord-Groningen.

Burgers en politiek zien het vaak net anders

Lokale bestuurders hebben in Noord-Groningen samengewerkt om de door hun als slecht veronderstelde leefbaarheid te verbeteren en creëerden zo een regionale identiteit. Door de bewoners van Noord-Groningen werd de leefbaarheid juist als goed ervaren. Immers in de jaren ’50 verbeterde de welvaart. Door dit verschil konden de bewoners zich niet identificeren met de regionale aanpak van de lokale bestuurders. De bestuurders en bewoners dachten dus niet hetzelfde over leefbaarheid en hadden daardoor niet hetzelfde beeld over de regio.

Uit het onderzoek van Melis blijkt dat het voor een krimpaanpak belangrijk is dat bestuurders en bewoners op één lijn zitten. Door samen te werken en samen na te denken over veranderingen kan consensus worden gecreëerd en kan bijvoorbeeld burgerparticipatie ook echt werken. Regionale samenwerking en gezamenlijke aanpak zijn belangrijk voor krimpgebieden. “Na de gemeentegrens houdt de krimp immers niet op en ook de activiteiten van bewoners stoppen niet bij de gemeentegrens.”

“Voor gemeentebestuurders blijkt dit soms lastig te zijn, maar krimp is geen gemeentelijk fenomeen en heeft een regionale dimensie. Samen kan in een regio veel sterker ingesprongen worden op de veranderingen. Krimp hoeft dan ook niet perse als een probleem gezien te worden.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK